Opdracht 3
Deel 1:
Allereerst moet je weten dat water uit allemaal hele kleine deeltjes bestaat. Deze deeltjes trekken elkaar aan zoals magneten. Hierdoor ontstaat een onzichtbare filmlaag op het water. Hierdoor kunnen lichte voorwerpen, zoals kleine waterinsecten, op het water drijven of zelfs lopen. Dit kan enkel bij zuiver water.
Zoek in jullie zak de volgende materialen: Een potje en een punaise.
Neem het potje en vul het met water uit de beek. Let wel op dat er zo weinig mogelijk takjes, gras of modder in het water drijven. Neem nu de punaise en leg die voorzichtig, met de punt naar boven, op het water zodat hij blijft drijven. Lukt het?
Dan is het water in de gracht zuiver. Zakt de punaise meteen naar de bodem, dan is het water toch vervuild (ook al zie je de vervuiling niet).
Tip: Test dit thuis nog eens uit met kraantjeswater.
Als het water vervuild is, kunnen de waterdeeltjes zich niet aan elkaar vasthouden. Hierdoor is er geen filmlaagje op het water en kan het voorwerp of insect niet blijven drijven.
Deel 2:
Vervolgens gaan we eens kijken of het water niet ‘zuur’ is. ‘Zuur water’ is water waarvan de zuurtegraad of pH- waarde lager dan 7 is. Als het water van onze beek ‘zuur’ is dan betekent dit dat het water verontreinigd is.
Maar hoe zien we dit nu? Heel simpel: rode kool!
Het water waarmee we de rode kool hebben gewassen, is het perfecte hulpmiddel om ‘zuur’ water te ontdekken.
Gebruik opnieuw het potje met water dat je net gebruikte in de vorige test. Haal er de punaise uit.
Er zit ook een pipet in je zak die reeds gevuld is met rode kool-water. Doe een pipetje van dit rode kool-water in je potje bij het water uit de beek.
Is het water van de beek proper dan kleurt het lichtblauw, maar is het ‘zuur’ dan zal het rood kleuren.
Hou het water in het potje bij, zet er het dekseltje op en neem het mee naar de volgende stop. Daar wacht een proefje waar je dit water ook voor kan gebruiken.